Terug
Gepubliceerd op 30/12/2021

2021_GR_00246 - Belastingreglement op tweede verblijven en weekendverblijven. - Goedkeuring

Gemeenteraad
ma 20/12/2021 - 19:31 digitaal via Zoom
Goedgekeurd

Samenstelling

Aanwezig

Peter Segers, Voorzitter; Paul Van Miert, burgemeester; Francis Stijnen, schepen; Jan Van Otten, schepen; Luc Op de Beeck, schepen; Astrid Wittebolle, schepen; Marc Boogers, schepen; Els Baeten, schepen; Kelly Verheyen, schepen; Eric Vos; Luc Debondt; Hannes Anaf; Annemie Der Kinderen; Reccino Van Lommel; Guy Van Litsenborg; Paul Moelans; Peter Roes; Eddy Grooten; Bart Voordeckers; Wout Schafraet; Koen De Busser; Kevin Janssen; Savannah van Dongen; Achraf El Yakhloufi; Stijn Adriaensens; Ludwig Nietvelt; Rudy Elst; Kurt Persegael; Jan van Steenbergen; Dieter De Quick; Peter Janssens; Jeff Dierckx; Mario Geys; Pauline Ceusters; Wilfried Sylverans; Filip Buijs, algemeen directeur

Secretaris

Filip Buijs, algemeen directeur

Voorzitter

Peter Segers, Voorzitter
2021_GR_00246 - Belastingreglement op tweede verblijven en weekendverblijven. - Goedkeuring 2021_GR_00246 - Belastingreglement op tweede verblijven en weekendverblijven. - Goedkeuring

Motivering

Argumentatie

1. De stad Turnhout heft een belasting op de tweede verblijven en weekendverblijven op het grondgebied. Het tweede verblijf en weekendverblijf wordt immers niet geregistreerd als hoofdverblijfplaats waardoor de gebruiker, zijnde de eigenaar, huurder of een andere gebruiker, niet bijdraagt in de aanvullende personenbelasting, hoewel de betrokkene wel gebruik maakt van de gemeentelijke infrastructuur en dienstverlening. De stad Turnhout levert belangrijke financiële inspanningen om een kwaliteitsvolle dienstverlening aan te bieden en om het openbaar domein en de stedelijke infrastructuur te onderhouden.

2. Het bijhouden van de bevolkingsregisters is de taak en de verantwoordelijkheid van de gemeenten. Correcte informatie is noodzakelijk omwille van statistische redenen en omwille van de veiligheid en identificatie van personen. Het is daarmee belangrijk dat diegene die zich op het verblijfsadres kan inschrijven dit ook effectief doet. Een belasting op tweede verblijven kan er toe bijdragen dat personen die hun feitelijke hoofdverblijfplaats in de gemeente hebben, zich laten inschrijven in de bevolkingsregisters. Uit ervaring van de voorgaande jaren blijkt dat heel wat eigenaars van leegstaande woningen claimen dat ze de woningen gebruiken als tweede verblijf waardoor er een aanvoelen is dat een aangifte als tweede verblijf een manier was om een heffing op leegstand te vermijden. Om deze reden is het aangewezen om een voldoende hoog basistarief te hanteren.

3. Het is niet aangewezen om het basistarief op alle situaties toe te passen aangezien sommige panden bestemd zijn voor specifieke doelgroepen. Het betreft:   

  • weekendverblijven gelegen in een gebied voor verblijfsrecreatie. Zij hebben een recreatieve functie en zijn niet bestemd om er permanent te wonen;
  • studentenverblijven;
  • panden gelegen in agrarisch gebied die bestemd zijn voor de tijdelijke huisvesting van seizoensarbeiders.  

Om deze reden wordt voorgesteld te werken met een gedifferentieerd tarief en een belastingvermindering toe te staan in bovengenoemde situaties.
Om recht te hebben op het verminderd tarief voor studenten en seizoensarbeiders worden een aantal bewijsstukken opgevraagd. Indien deze bewijsstukken laattijdig worden toegevoegd, veroorzaakt dit extra administratiekosten en wordt de belasting verhoogd met 50 euro.

4. De belasting wordt geheven op de volle eigenaar, vruchtgebruiker, erfpachter of opstalhouder van het tweede verblijf of weekendverblijf, daar deze als enige met zekerheid is gekend en de belasting desgewenst contractueel doorgerekend kan worden aan een eventuele gebruiker.

5. Het behouden van de bestaande bronnen van inkomsten is vereist om het begrotingsevenwicht in evenwicht te houden.

Juridische grond

  • De bepalingen van het Decreet over het Lokaal Bestuur van 22 december 2017, meer bepaald artikels 40, 41 en 177, en latere wijzigingen.
  • Het in de gemeenteraad van 29 april 2019 goedgekeurde retributiereglement voor administratie- en aanmaningskosten bij de invordering van openstaande schuldvorderingen en latere wijzigingen.
  • Het artikel 170 §4 van de grondwet.
  • Decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen, en latere wijzigingen.
  • Omzendbrief KB/ABB 2019/2 betreffende de gemeentefiscaliteit.

Besluit

De gemeenteraad stemde met 27 stemmen op 35 stemmers nl. van de heer Peter Segers – voorzitter, de heer Paul Van Miert – burgemeester, de heer Francis Stijnen, de heer Jan Van Otten, de heer Luc Op de Beeck, mevrouw Astrid Wittebolle, de heer Marc Boogers, mevrouw Els Baeten, mevrouw Kelly Verheyen – schepenen; de heer Eric Vos, de heer Luc Debondt, de heer Hannes Anaf, mevrouw Annemie Der Kinderen, de heer Guy Van Litsenborg, de heer Paul Moelans, de heer Peter Roes, de heer Bart Voordeckers, de heer Koen De Busser, mevrouw Savannah van Dongen, de heer Achraf El Yakhloufi, de heer Stijn Adriaensens, de heer Ludwig Nietvelt, de heer Rudy Elst, de heer Kurt Persegael, de heer Jeff Dierckx, mevrouw Pauline Ceusters en de heer Wilfried Sylverans – raadsleden.

Er was 1 neen stem nl. van de heer Wout Schafraet – raadslid.

Er waren 7 onthoudingen nl. van de heer Reccino Van Lommel, de heer Eddy Grooten, de heer Kevin Janssen, de heer Jan Van Steenbergen, de heer Dieter De Quick, de heer Peter Janssens en de heer Mario Geys – raadsleden.

De gemeenteraad beslist:

Artikel 1

goedkeuring
De gemeenteraad beslist om het belastingreglement op tweede verblijven en weekendverblijven goed te keuren.
Vanaf de inwerkingtreding vervangt dit belastingreglement het voorgaande belastingreglement op de tweede verblijven dat werd goedgekeurd in de gemeenteraad van 16 december 2019.

Artikel 2

belastbaar voorwerp of belastbaar feit
Met ingang van 1 januari 2022 en voor een periode eindigend op 31 december 2025 wordt een gemeentebelasting geheven op tweede verblijven en weekendverblijven, zoals bedoeld in artikel 3, op het grondgebied van de stad Turnhout op 1 januari van het aanslagjaar.

Artikel 3

definities
Voor de toepassing van dit reglement wordt verstaan onder:

        A. Tweede verblijf

Als tweede verblijf wordt beschouwd: elke woning op het grondgebied van de stad Turnhout die niet leegstaat, die de eigenaar, de huurder of de gebruiker niet tot hoofdverblijfplaats dient of kan dienen, maar die door hen voor bewoning wordt gebruikt . Dit houdt onder meer in dat de woning door hen, op een veilige manier, op elk ogenblik voor bewoning kan worden gebruikt, er effectieve aansluiting op nutsvoorzieningen is, er een minimale infrastructuur is met betrekking tot kook- en slaapgelegenheid, er sanitaire voorzieningen zijn en er een minimale bemeubeling is.

Als woning wordt beschouwd: een onroerend goed of gedeelte ervan dat hoofdzakelijk is bestemd voor de huisvesting van een gezin of alleenstaande. Het gaat hier over elke woning dus onder meer over landhuizen, bungalows, appartementen, studio’s, studentenhuizen, (studenten)kamers, kamerwoningen, en alle andere vaste woongelegenheden. Dit betreft geen limitatieve opsomming.

Als hoofdverblijfplaats wordt beschouwd de plaats waar het gezin of de alleenstaande gedurende het grootste deel van het jaar effectief verblijft. Voor de toepassing van dit reglement wordt de verklaring van hoofdverblijf enkel aanvaard wanneer er op 1 januari van het aanslagjaar een inschrijving is in het bevolkingsregister, vreemdelingenregister of wachtregister of waarvoor er een aanvraag tot inschrijving is ingediend die naderhand wordt ingewilligd.

Een student is een persoon die is ingeschreven bij een instelling van het hoger onderwijs, zoals vermeld in art.3.2 §3 van het Besluit van de Vlaamse Regering tot uitvoering van de Vlaamse Codex wonen van 2021 en latere wijzigingen.

        B. Weekendverblijf

Als weekendverblijf wordt beschouwd: elk verblijf andere dan woning, zoals bedoeld in A hiervoor, op het grondgebied van de stad Turnhout dat in hoofdzaak bestemd is voor en gebruikt wordt als verblijf voor recreatieve doeleinden, en dat niet voor permanente bewoning bestemd is of kan bestemd worden. Dit betreft onder meer grote of kleine weekendhuizen of buitengoederen, optrekjes, chalets, met chalets gelijkgestelde caravans/stacaravans en alle andere vaste weekendverblijven. Dit betreft geen limitatieve opsomming.
Verplaatsbare caravans, tenten en woonaanhangwagens worden niet als weekendverblijf beschouwd tenzij deze ten minste drie maanden van een jaar opgesteld blijven op dezelfde locatie.

Het oneigenlijk gebruik van een weekendverblijf als woning wordt als een tweede verblijf zoals bedoeld in A hiervoor beschouwd en wordt dan ook als zodanig belast.

Artikel 4

belastingplichtige
De belasting is verschuldigd door de natuurlijke persoon of rechtspersoon die op 1 januari van het aanslagjaar houder is van een van de hierna vermelde zakelijke rechten op het tweede verblijf of het weekendverblijf:

  • de volle eigendom
  • het recht van opstal of van erfpacht
  • het vruchtgebruik 

Behoort één van die zakelijke rechten in onverdeeldheid toe aan meer dan één persoon dan geldt de onverdeeldheid als belastingplichtige. De leden van de onverdeeldheid zijn gehouden tot betaling van het verschuldigde bedrag naar rato van hun deel in de onverdeeldheid. 

De belastingplicht geldt ook wanneer het tweede verblijf of het weekendverblijf verhuurd wordt of door een derde feitelijk gebruikt wordt.

De belastingplicht geldt ongeacht het feit of de belastingplichtige al dan niet is ingeschreven in de bevolkingsregisters van de stad Turnhout.

Artikel 5

tarief
De belasting is ondeelbaar en voor het ganse jaar verschuldigd, welke ook de datum is waarop de belastingplichtige ophoudt houder van het zakelijk recht van het belaste goed te zijn. 

Indien een gebouw meerdere entiteiten bevat die als tweede verblijf kunnen beschouwd worden, is de belasting verschuldigd per entiteit.

        A. Tweede verblijf
5.1. tarief voor een tweede verblijf
De belasting voor een tweede verblijf dat niet voldoet aan de criteria van de artikels 5.2 en 5.3 wordt vastgesteld op 1 000 euro.

5.2. tarief voor studentenkamers
De belasting bedraagt 40 euro per tweede verblijf indien de belastingplichtige een bewijs kan voorleggen dat het tweede verblijf betrokken wordt door een student(e) gedurende het schooljaar waarin 1 januari van het aanslagjaar valt.
In geval van tijdelijke leegstand van een studentenkamer wordt de belasting eveneens verminderd tot 40 euro per tweede verblijf indien de belastingplichtige een bewijs kan voorleggen dat het tweede verblijf betrokken werd door een student gedurende het schooljaar waarin 1 januari van het jaar voorafgaand aan het aanslagjaar valt. 

De belastingplichtige kan het bewijs van het gebruik door een student leveren door het voorleggen van volgende documenten:

  • een afschrift van het huurcontract dat betrekking heeft op het schooljaar waarin 1 januari van het aanslagjaar valt; en
  • een attest of bewijs waaruit blijkt dat de student gedurende het schooljaar waarin 1 januari van het aanslagjaar valt, is ingeschreven aan een onderwijsinrichting, waarvan hij/zij de lessen volgt en voor wie dat de hoofdbezigheid vormt.

Deze beide bewijsstukken dienen bij de aangifte aangeleverd te worden.
Indien de bewijsstukken, of een deel ervan, pas na de in het aangifteformulier gestelde periode worden voorgelegd, bedraagt het tarief van de belasting 90 euro per tweede verblijf.

5.3. tarief voor een tweede verblijf in agrarisch gebied dat wordt gebruikt als huisvesting van seizoensarbeiders
De belasting bedraagt 40 euro per tweede verblijf indien de houder van het zakelijk recht van het tweede verblijf een bewijs kan voorleggen dat het tweede verblijf gebruikt wordt voor kortverblijf door seizoenarbeiders in de land- en tuinbouwsector op 1 januari van het aanslagjaar of gedurende het jaar voorafgaand aan het aanslagjaar. Een seizoensarbeider is een gelegenheidsarbeider zoals vermeld in art. 1.2 , 120° van het Besluit van de Vlaamse Regering tot uitvoering van de Vlaamse Codex Wonen van 2021 en latere wijzigingen.

Deze vermindering kan enkel worden toegestaan indien het tweede verblijf dat door de seizoenarbeiders betrokken wordt, gelegen is in agrarisch gebied. 

De houder van het zakelijk recht kan het bewijs van het gebruik leveren door het voorleggen van volgende documenten:

  • een kopie van een loonfiche of een kopie van een Dimona-aangifte of een kopie van een gelegenheidsformulier (plukkaart); en
  • een afschrift melding van aanwezigheid of een aankomstverklaring (enkel in geval van EU-vreemdelingen of niet-EU-vreemdelingen).

Deze beide bewijsstukken dienen bij de aangifte aangeleverd te worden.
Indien de bewijsstukken, of een deel ervan, pas na de in het aangifteformulier gestelde periode worden voorgelegd, bedraagt het tarief van de belasting 90 euro per tweede verblijf.

        B. Weekendverblijf
5.4. tarief voor een weekendverblijf in een gebied voor verblijfsrecreatie
De belasting bedraagt 150 euro per weekendverblijf indien het weekendverblijf gelegen is in een gebied bestemd voor verblijfsrecreatie. 

Een belastingvermindering van 50 % voor 1 belastbaar goed wordt verleend aan de belastingplichtige die het bewijs voorlegt dat hij, of een inwonend familielid, voor ten minste 66 % getroffen is door een lichamelijke of geestelijke handicap.

5.5. tarief voor een vergund weekendverblijf gelegen buiten het gebied voor verblijfsrecreatie
De belasting bedraagt 500 euro per weekendverblijf indien tegelijk wordt voldaan aan volgende twee voorwaarden:

  • het weekendverblijf is gelegen in een ander gebied waar een verblijfsrecreatieve functie mogelijk is; en 
  • de verblijfsrecreatieve stedenbouwkundige functie is vergund of vergund geacht.

Artikel 6

vrijstellingen
6.1 Vrijstelling voor leegstaande of ongeschikte- of onbewoonbare woningen of gebouwen

§1 Vrijstelling wordt verleend voor tweede verblijven, waarvan het bewijs wordt voorgelegd dat zij in de loop van het aan het aanslagjaar voorafgaande kalenderjaar meer dan 6 maanden als hoofdverblijfplaats werd aangewend zoals blijkt uit de gegevens van de bevolkingsregisters of het wachtregister. 

§2. Vrijstelling wordt verleend voor tweede verblijven of weekendverblijven die langer dan één jaar leegstaan. Door de houder van het zakelijk recht worden bewijsstukken voorgelegd waaruit blijkt dat de woning of het gebouw langer dan één jaar niet overeenkomstig de functie wordt gebruikt. De indicaties voor leegstand zijn deze zoals opgenomen in art. 15 van het belastingreglement op gebouwen en/of woningen die beschouwd kunnen worden als onbewoonbaar, ongeschikt, onveilig, verwaarloosd of leegstaand zoals goedgekeurd door de gemeenteraad in zitting van 20 december 2021 en latere wijzigingen. Op basis van deze bewijsstukken kan de administratie overgaan tot een opname van de woning of het gebouw in het leegstandsregister. 

§3. Vrijstelling wordt verleend voor tweede verblijven of weekendverblijven die werden opgenomen in het leegstandsregister of de Vlaamse inventaris van ongeschikte en onbewoonbare woningen.

6.2. Vrijstelling voor toeristische logies
§1. Vrijstelling wordt verleend voor kamergerelateerde logies zoals bedoeld in het decreet van 5 februari 2016 houdende het toeristische logies en latere wijzigingen en het besluit van de Vlaamse regering van 17 maart 2017 tot uitvoering van het decreet van 5 februari 2016 houdende het toeristisch logies en latere wijzigingen, indien wordt voldaan aan volgende twee voorwaarden:

  • de verblijfsrecreatieve stedenbouwkundige functie is vergund of vergund geacht  én het verblijf wordt overeenkomstig deze functie gebruikt; en
  • het logies is aangemeld via het uitbatersportaal voor logiesuitbaters en voldoet aan de openings- en uitbatingsvoorwaarden zoals voorzien in het voormeld Logiesdecreet. 

§2. Vrijstelling wordt verleend voor verblijven zoals bedoeld in het decreet van 18 juli 2003 en latere wijzigingen betreffende de verblijven en verenigingen, die een werking uitoefenen in het kader van ‘Toerisme voor Allen’.

6.3. Vrijstelling voor collectieve voorzieningen
Vrijstelling wordt verleend voor woningen in collectieve verblijfsaccomodaties zoals ziekenhuizen, woonzorgcentra, rust- en verzorgningstehuizen, woningen die gebruikt worden voor beschermd en/of begeleid wonen, internaten, kloosters, opvangcentra of gevangenissen.

6.4. Tijdelijke vrijstelling wegens verblijf in een erkende ouderenvoorziening of een instelling
Vrijstelling wordt verleend voor de woning waarbij de houder van het zakelijk recht laatste bewoner is van de woning die hij als hoofdverblijfplaats gebruikte en in een erkende ouderenvoorziening verblijft of voor een langdurig verblijf werd opgenomen in een instelling.
Deze vrijstelling kan slechts éénmaal worden toegekend en geldt voor een periode van maximaal twee jaar vanaf de datum van het vertrek van de houder van een zakelijk recht uit zijn woning.
Deze vrijstelling geldt niet wanneer de woongelegenheid verhuurd of ter beschikking wordt gesteld aan personen die daar niet zijn gedomicilieerd.

6.5. Tijdelijke vrijstelling wegens nieuwe houder van het zakelijk recht
Vrijstelling wordt verleend voor woningen en weekendverblijven waarvan de houder van een zakelijk recht minder dan twee jaar houder is van het zakelijk recht van de woning en/of het gebouw. De vrijstelling geldt voor een periode van twee jaar vanaf de datum van de overdracht van het zakelijk recht.

6.6. Tijdelijke vrijstelling wegens renovatie
§1. Vrijstelling wordt verleend voor woningen en weekendverblijven die tijdelijk niet bewoonbaar zijn door ingrijpende renovatiewerken. Renovatie is het geheel of gedeeltelijk vernieuwen van een woning of verblijf, met inbegrip van sloop- of herbestemmingswerkzaamheden. Werken die enkel betrekking hebben op het onderhoud van de woning of verblijf worden niet als renovatie beschouwd. Onder onderhoud verstaat men werkzaamheden die noodzakelijk periodiek uitgevoerd moeten worden om de constructie te beschermen tegen vroegtijdige veroudering en abnormale schade (zoals o.m. het ontmossen van daken, reinigen en schilderen of impregneren van elementen, uitvoeren van beperkte herstellingen, …).
Er wordt in een periode van 10 jaar aan de houder van het zakelijk recht éénmaal een vrijstelling van 2 jaar gegeven voor de renovatie van de woning en/of het gebouw, waarbij de problematische situatie ten gronde wordt aangepakt.

§2. De geplande renovatiewerken dienen aangetoond te worden aan de hand van ofwel: 

  1. indien het gaat om werken waarvoor een omgevingsvergunning nodig is, een goedgekeurde niet vervallen omgevingsvergunning of een schriftelijke bevestiging van de volledig bevonden aanvraag voor een omgevingsvergunning opgemaakt door de gemeentelijk stedenbouwkundig ambtenaar, zijn gemachtigde of de gemeentelijke administratie; 
  2. indien het gaat om niet-vergunningsplichtige werken aan de hand van een renovatienota. Een renovatienota is een nota die die bestaat uit 1) een gedetailleerd overzicht van werken die worden uitgevoerd waarvoor geen omgevingsvergunning vereist is, 2) een fotoreportage met weergave van de bestaande toestand van de te renoveren onderdelen en 3) indien van toepassing een akkoord van de mede-eigenaars. 

Uit deze documenten moet duidelijk blijken dat de problematische situatie ten gronde zal worden aangepakt. 

§3. In het geval dat de vrijstelling wordt verleend op basis van een schriftelijke bevestiging van de volledig bevonden aanvraag voor een omgevingsvergunning, wordt de vrijstelling ongedaan gemaakt als de omgevingsvergunning geweigerd wordt of de aanvrager zelf de aanvraagprocedure stopzet.

Artikel 7

wijze van inning
De belasting wordt ingevorderd door middel van een kohier dat vastgesteld en uitvoerbaar verklaard wordt door het college van burgemeester en schepenen. De belasting moet betaald worden binnen twee maanden na verzending van het aanslagbiljet.

Artikel 8

aangifteplicht
Elke belastingplichtige heeft een jaarlijkse aangifteplicht.
De belastingplichtige ontvangt vanwege het gemeentebestuur een aangifteformulier dat door hem, behoorlijk ingevuld en ondertekend, voor de erin vermelde vervaldatum moet worden teruggestuurd.
De belastingplichtige die geen aangifteformulier heeft ontvangen, is gehouden uiterlijk op 1 mei van het aanslagjaar, aan het gemeentebestuur de voor de aanslag noodzakelijke gegevens ter beschikking te stellen.
Een belastingplichtige die niet spontaan een aangifteformulier gekregen heeft, kan dit op eenvoudig verzoek bekomen. 

De aangifte, het doorgeven van wijzigingen of de aanvraag van een aangifteformulier kan gebeuren via één van volgende kanalen:

  • e-mail: gemeentebelasting@turnhout.be; 
  • post: College van burgemeester en schepenen t.a.v. dienst financiën, Campus Blairon 200, 2300 Turnhout.

Artikel 9

procedure van ambtshalve vaststelling
Bij gebrek aan aangifte binnen de voorziene termijn, of in geval van onjuiste, onvolledige of onnauwkeurige aangifte vanwege de belastingplichtige bedoeld onder artikel 4, kan de belasting ambtswege worden ingekohierd.
Vooraleer over te gaan tot de ambtshalve vaststelling van de belasting, betekent het college aan de belastingplichtige per aangetekend schrijven, de motieven om gebruik te maken van deze procedure, de elementen waarop de aanslag gebaseerd is evenals de wijze van bepaling van deze elementen en het bedrag van de belasting.
De belastingplichtige beschikt over een termijn van dertig kalenderdagen te rekenen van de derde werkdag die volgt op de datum van verzending van de betekening om zijn opmerkingen schriftelijk voor te dragen.
De ambtshalve ingekohierde belasting wordt verhoogd met een bedrag gelijk aan 25% van de verschuldigde belasting.

Artikel 10

controlebevoegdheid
De door het gemeentebestuur aangestelde controleurs zijn gemachtigd om de toepassing van dit belastingreglement, te allen tijde gedurende het jaar, te controleren. Van elke controle wordt een proces-verbaal opgemaakt.

De al dan niet aanvaarding van een vrijstelling of bezwaar kan worden voorafgegaan door een controle van de administratie ter plaatse met het oog op een feitenonderzoek. De vrijstelling of het bezwaar wordt geacht ongegrond te zijn als de toegang tot een pand geweigerd of verhinderd wordt voor het feitenonderzoek.

Artikel 11

bezwaarprocedure
De belastingschuldige of zijn vertegenwoordiger kan tegen de belastingaanslag een bezwaar indienen bij het college van burgemeester en schepenen. Het bezwaar moet schriftelijk worden ingediend, ondertekend en gemotiveerd zijn. De indiening moet, op straffe van verval, gebeuren binnen een termijn van 3 maanden te rekenen vanaf de derde werkdag volgend op de datum van verzending van het aanslagbiljet of vanaf de kennisgeving van de aanslag of vanaf de datum van de contante inning. Van het bezwaarschrift wordt een ontvangstmelding afgegeven.

Het bezwaarschrift kan via één van de volgende kanalen worden ingediend:

  • e-mail: gemeentebelasting@turnhout.be;
  • post: College van burgemeester en schepenen t.a.v. dienst financiën, Campus Blairon 200, 2300 Turnhout.

Andere vormen van doorsturen zoals fax of elektronische toezending naar andere mailboxen van de Stad Turnhout zijn niet geldig en worden als onbestaande beschouwd.