Terug
Gepubliceerd op 30/12/2021

2021_GR_00231 - Aanpassing gemeentelijke stedenbouwkundige verordening riolering en baangrachten - Goedkeuring

Gemeenteraad
ma 29/11/2021 - 19:30 digitaal via Zoom
Goedgekeurd

Samenstelling

Aanwezig

Peter Segers, Voorzitter; Paul Van Miert, burgemeester; Francis Stijnen, schepen; Jan Van Otten, schepen; Luc Op de Beeck, schepen; Astrid Wittebolle, schepen; Marc Boogers, schepen; Els Baeten, schepen; Kelly Verheyen, schepen; Eric Vos; Luc Debondt; Hannes Anaf; Annemie Der Kinderen; Reccino Van Lommel; Guy Van Litsenborg; Paul Moelans; Peter Roes; Eddy Grooten; Bart Voordeckers; Wout Schafraet; Koen De Busser; Kevin Janssen; Savannah van Dongen; Achraf El Yakhloufi; Stijn Adriaensens; Ludwig Nietvelt; Rudy Elst; Kurt Persegael; Jan van Steenbergen; Dieter De Quick; Peter Janssens; Jeff Dierckx; Mario Geys; Pauline Ceusters; Wilfried Sylverans; Filip Buijs, algemeen directeur

Secretaris

Filip Buijs, algemeen directeur

Voorzitter

Peter Segers, Voorzitter
2021_GR_00231 - Aanpassing gemeentelijke stedenbouwkundige verordening riolering en baangrachten - Goedkeuring 2021_GR_00231 - Aanpassing gemeentelijke stedenbouwkundige verordening riolering en baangrachten - Goedkeuring

Motivering

Argumentatie

Procedure

Voor de aanpassing aan de gemeentelijke stedenbouwkundige verordening riolering en baangrachten werd een plan-mer screening uitgevoerd. Op 28 januari 2021 besliste de Vlaamse Overheid, Afdeling Gebiedsontwikkeling , Omgevingsplanning en -projecten, Directie Gebiedsontwikkeling, Team Mer dat er voor de aanpassing aan de gemeentelijke stedenbouwkundige verordening riolering en baangrachten geen Milieueffectenrapport moet opgemaakt worden.

Voor de definitieve goedkeuring van het ontwerp gemeentelijke stedenbouwkundige verordening riolering werd een openbaar onderzoek georganiseerd dat 30 dagen duurde en liep van 9 augustus 2021 tot en met 7 september 2021. Alle bekendmakingsformaliteiten zijn correct uitgevoerd.  Er werden geen bezwaren ingediend. 

Volgende adviezen over de aanpassing van de gemeentelijke stedenbouwkundige verordening riolering en baangrachten  werden uitgebracht.

- De Gecoro bracht op 14 januari 2021 een voorwaardelijk gunstig advies uit.

-  De Deputatie van Provincie Antwerpen bracht op 30 september 2021 een voorwaardelijk gunstig advies uit.

- Departement omgeving gaf geen advies binnen de gestelde adviestermijn van 30 dagen.

Het ontwerp aanpassing gemeentelijke stedenbouwkundige verordening riolering en baangrachten werd aangepast aan de bemerkingen uit de uitgebrachte adviezen.

Uit de adviezen of ontbrekende adviezen blijkt dat  er geen onverenigbaarheid is met gewestelijke of provinciale stedenbouwkundige verordeningen.


Watertoets

De verordening heeft tot doel om duurzamer om te gaan met water, tegengaan vervuiling oppervlakte en grondwater, duurzame omgeving met vuilwater. Vanuit deze optiek is de aanpassing  van de verordening ook in overeenstemming met de doelstellingen van het decreet integraal waterbeleid.

Juridische grond

Deze gemeentelijke stedenbouwkundige verordening is een uitvoering van artikel 2.3.1 en 2.3.2 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening.
Deze verordening is in overeenkomst met de gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater die door het besluit van de Vlaamse Regering van 5 juli 2013 werd vastgesteld en latere wijzigingen.
Voor de regelgeving aangaande de hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen en buffervoorzieningen is dan ook de gewestelijke verordening van toepassing.
Deze verordening volgt ook de bepalingen van Vlarem II (zie bepalingen afdeling 6.2.2.), de code van goede praktijk en de toelichting hierbij.

Besluit

Deze beslissing werd genomen met eenparigheid van stemmen.

De gemeenteraad beslist:

Artikel 1

De gemeenteraad keurt de onderstaande aangepaste gemeentelijke stedenbouwkundige verordening riolering en baangrachten goed:


Artikel 1: Definities

  • Afkoppelingsdeskundige: wordt door de stad aangesteld. Informeert en adviseert de bewoners omtrent de verplichte optimale afkoppeling(swerken) en maakt voor de woning het afkoppelingsplan op
  • Afvalwater: het verontreinigde water waarvan men zich ontdoet, zich moet ontdoen of de intentie heeft zich van te ontdoen, met uitzondering van hemelwater dat niet in aanraking is geweest met verontreinigende stoffen;
  • Baangrachten: afwateringsgrachten voor de afvoer van hemel- en grondwater, gelegen langsheen een weg behorend tot het openbare domein of met een openbaar karakter (bv. voetweg), waarvan de structuur van oorsprong rechtlijnig en het profiel uniform is.
  • Bestaande constructies: woning/gebouwen waarvoor een bouwvergunning werd afgeleverd voor 1 augustus 2000 en waarvoor een stedenbouwkundige vergunning werd afgeleverd zonder de verplichting van het afvalwater en het hemelwater gescheiden af te voeren
  • Constructie: een gebouw, een bouwwerk, een vaste inrichting, een verharding, een publiciteitsinrichting of uithangbord, al dan niet bestaande uit duurzame materialen, in de grond ingebouwd, aan de grond bevestigd of op de grond steunend omwille van de stabiliteit, en bestemd om ter plaatse te blijven staan of liggen, ook al kan het goed uit elkaar genomen worden, verplaatst worden, of is het goed volledig ondergronds;
  • Dakoppervlak: horizontale projectie van de buitenafmetingen van het dak;
  • DWA(-leiding): droogweerafvoer(leiding): leiding voor uitsluitend afvalwater zonder hemelwater
  • Gemengde riolering: er is riolering aanwezig in de openbare weg waarbij het afvalwater en hemelwater op dezelfde leiding worden aangesloten. Er is geen waterloop, gracht of afzonderlijke leiding bestemd voor afvoer van hemelwater beschikbaar.
  • Gescheiden riolering: een dubbel stelsel van leidingen of openluchtgreppels waarvan het ene stelsel bestemd is voor het opvangen en transporteren van afvalwater en het andere stelsel bestemd is voor de afvoer van hemelwater.
  • Hemelwater : verzamelnaam voor regen, sneeuw en hagel, met inbegrip van dooiwater. Met de benaming regenwater wordt eveneens hemelwater bedoeld en omgekeerd.
  • Hemelwaterput: reservoir voor het opvangen en stockeren van hemelwater.
  • Huishoudelijk afvalwater: afvalwater dat enkel bestaat uit water afkomstig van:
    • Normale huishoudelijke activiteiten
    • Sanitaire installaties
    • Keukens
      • Het reinigen van gebouwen zoals woningen, kantoren, plaatsen waar groot- of kleinhandel wordt gedreven, zalen voor vertoningen, kazernen, kampeerterreinen, gevangenissen, onderwijsinrichtingen met of zonder internaat, klinieken, hospitalen en andere inrichtingen waar niet besmettelijke zieken opgenomen en verzorgd worden, zwembaden, hotels, restaurants, drankgelegenheden, kapsalons
      • Afvalwater afkomstig van wassalons, waar de toestellen uitsluitend door het cliënteel zelf worden bediend.
  • Individuele behandelingsinstallatie van afvalwater (IBA): een lekvrije installatie die huishoudelijk afvalwater behandelt tot de vooropgestelde normen.
  • Infiltratie: het insijpelen van hemelwater in de bodem.
  • Infiltratievoorziening: een voorziening waarbij het opgevangen hemelwater in de bodem infiltreert.
  • Kunstmatige afvoerweg voor hemelwater: de greppels, grachten, duikers en leidingen bestemd voor het afvoeren van hemelwater, bodemwater, grondwater en bemalingswater.
  • Lozing: de emissie door daartoe bestemde afvoerkanalen.
  • Oppervlaktewater: het stilstaande of stromende zoet, brak of zout water dat permanent of op geregelde tijdstippen op natuurlijke of kunstmatige wijze een deel van het aardoppervlak inneemt en dat deel uitmaakt van een waterhuishoudkundig systeem;
  • het stilstaande water dat permanent of op geregelde tijdstippen op natuurlijke wijze een deel van het aardoppervlak inneemt, dat niet in verbinding staat met het waterhuishoudkundig systeem maar wordt gevoed door hemelwater;
  • Optimale afkoppeling: Scheiding van hemelwater en afvalwater volgens Art. 6.2.2.1.2§3 volgens de VLAREM II. Bij open en halfopen bebouwing dient alle hemelwater gescheiden van het afvalwater afgevoerd te worden. Bij gesloten bebouwing dient het hemelwater gescheiden van het afvalwater afgevoerd te worden, behalve indien hiervoor leidingen door of onder de woning dienen aangelegd te worden.
  • Rioolwaterzuiveringsinstallatie (grootschalig) of RWZI : is een rioolwaterzuiveringsinstallatie beheerd door Aquafin nv waarop de gemeenten hun openbare riolering en collectoren aangesloten hebben.
  • RWA(-leiding): regenwaterafvoer(leiding): leiding voor uitsluitend hemelwater;
  • Septische put: individuele voorbehandelingsinstallatie voor de voorbehandeling van huishoudelijk afvalwater ter verwijdering van vetstoffen, bezinkbare en drijvende stoffen.
  • Sterfput: doorlatende verzamelput (met enkel en alleen huishoudelijk afvalwater) waarbij door middel van het principe van indirecte lozing toevoeging of verspreiding van stoffen in het grondwater gebeurt. 
  • Technieken van natuurtechnische milieubouw: hiermee wordt verwezen naar een geheel van technieken die gebruikt kunnen worden om bij de inrichting (en het beheer) van infrastructuurwerken (wegen, waterlopen) bestaande natuurwaarden zoveel als mogelijk te behouden of ze te ontwikkelen of te versterken, en meer algemeen om te komen tot “milieuvriendelijke” oplossingen voor ruimtelijke ingrepen. Een beschrijving van en toelichting bij dergelijke technieken is te vinden in de “Vademecums Natuurtechniek”. Op basis van onderzoek en ervaring worden deze Vademecums regelmatig geactualiseerd.
  • Verharde oppervlakte: oppervlakte voorzien van ondoorlatend materiaal of oppervlakte waarbij door de afdichting van bodems of het plaatsen van verhardingen die de bodem tot op zekere hoogte ondoordringbaar maken, waardoor de bodem niet in staat om water op te nemen (reductie van de infiltratiecapaciteit).
  • Zelfreinigend riool: Een riool wordt, bij normaal gebruik, geacht zelfreinigend te zijn wanneer de leiding tegen een voldoende grote helling is aangelegd zodat de stroomsnelheid voldoende is om het afvalwater dat geen voorbehandeling heeft gehad, bv in een septische put, mee te voeren zonder afzetting in de rioolbuis.
    Indien de helling van het riool te klein is, zal de riolering verstopt geraken wanneer er geen individuele voorbehandeling van het afvalwater gebeurt. Zo’n riool met kleine helling is niet zelfreinigend.
     De basis voor de beoordeling of een riool zelfreinigend is, gebeurt op basis van tabel 4.4 Minimale helling voor volledig gravitaire DWA-riolen bij een vullingsgraad < 50 % om een schuifspanning van 2 N/m2 te bekomen (bij een piekfactor van 1,7 en een debiet van 150 l/IE/dag) 
  • Zoneringsplan:  het plan dat voor een gemeente een onderscheid maakt tussen de gebieden met collectieve sanering en de gebieden met individuele sanering. In het centrale gebied werd reeds in collectieve sanering voorzien

 

Voor meer informatie over deze begrippen wordt verwezen naar VLAREM II en de code van goede praktijk voor riolering, welke integraal is terug te vinden op website CIW: https://www.integraalwaterbeleid.be/nl/publicaties/code-goede-praktijk-rioleringssystemen

 

Artikel 2: Openbare riolering

§ 1 Het gemeentelijk zoneringsplan bepaalt welke gebouwen onmiddellijk of toekomstig aangesloten moeten worden op de openbare riolering en welke zullen aangesloten worden op een individuele waterzuiveringsinstallatie.

Op een zoneringsplan worden vier zones afgebakend: 

  • het centrale gebied: het deel van het gemeentelijke grondgebied dat geheel of gedeeltelijk deel uitmaakt van één of meerdere agglomeraties. (Agglomeratie is, conform art. 1.1.2 van Vlarem II, een gebied waar de bevolking en/of de economische activiteiten voldoende geconcentreerd zijn om stedelijk afvalwater op te vangen en naar een rioolwaterzuiveringsinstallatie en/of een definitieve lozingsplaats af te voeren.) 
  • het collectief geoptimaliseerde buitengebied: het deel van het buitengebied waar, om de bestaande sanering van het afvalwater te optimaliseren, gekozen is voor collectieve inzameling en zuivering en waar die reeds gerealiseerd is. (Buitengebied is hierbij gedefinieerd als het deel van het gemeentelijk grondgebied dat niet binnen het centrale gebied ligt.) 
  • het collectief te optimaliseren buitengebied: het deel van het buitengebied waar, om de bestaande sanering van het afvalwater te optimaliseren, gekozen is voor collectieve inzameling en waar die nog te realiseren is. 
  • het individueel te optimaliseren buitengebied: het deel van het buitengebied waar, om de bestaande sanering van het afvalwater te optimaliseren, gekozen is voor individuele sanering van het afvalwater en waar voor de burger overeenkomstig Vlarem II een individuele zuiveringsplicht geldt. 

De ruimte buiten deze 4 zones geldt als niet gezoneerd gebied. In het niet gezoneerd gebied geldt eveneens de individuele zuiveringsplicht. 

 

§ 2 Openbare rioleringen voor de collectieve inzameling worden aangelegd door de stad Turnhout of door de aangestelde gemeentelijke rioolbeheerder. Afvalwater wordt verplicht aangesloten op de openbare riolering vanaf er openbare riolering aanwezig is of op de IBA. Voor woningen waarvoor een individuele zuiveringsplicht geldt, zal het stadsbestuur of haar aangesteld voor de plaatsing van de IBA zorgen.  

Wanneer in de openbare weg een openbare riolering is aangelegd, moet het huishoudelijk afvalwater geloosd worden in de openbare riolering. De bouwheer of eigenaar van de woning of het gebouw moet de lozing aansluiten op de openbare riolering en moet voldoen aan de bepalingen van artikel 4.

Een woning of gebouw wordt geacht aansluitbaar te zijn als het ligt aan een openbare weg uitgerust met openbare riolering, mits die riool bereikbaar is zonder de eigendom van derden te betreden. Eventueel moeten niveauverschillen opgelost worden met afvalwaterpompen. Deze aansluitplicht geldt niet wanneer de woning meer dan 250 meter van de openbare riolering gelegen is.

Deze aansluitingsplicht geldt ook voor bestaande indirecte lozingen in grondwater voor zover de aansluiting technisch mogelijk is. De eigenaar moet zelf de nodige documenten leveren die deze eventuele technische onmogelijkheid tot aansluiting op de openbare riolering staven. 


§ 3 De collectieve zuivering van afvalwater gebeurt door het Vlaamse Gewest of de door haar aangestelde maatschappij.

 

§4 De aansluitingen van de privé-riolen op de openbare riolering worden enkel gerealiseerd door de stad Turnhout of door de aangestelde gemeentelijke rioolbeheerder. Het stadsbestuur kan in uitzonderlijke gevallen het zelf aansluiten op de riolering, onder toezicht van de stadsdiensten, toestaan na het beoordelen van een schriftelijke aanvraag.

 

§5 Bij twijfel over de locatie van de openbare riolering is het aanbevolen om reeds in het kader van de opmaak van de bouwplannen contact op te nemen met de rioolbeheerder. De aanvraag tot realisatie van de aansluiting dient gericht te worden aan de rioolbeheerder.

 

§6 Onderhoud en plaatselijke herstellingen van het gedeelte van de aansluiting gelegen op de openbare weg kunnen aangevraagd worden door de eigenaar of de gebruiker van de aansluiting. De gemeentelijke rioolbeheerder kan zelf het initiatief nemen tot onderhoud of plaatselijke herstelling na vaststelling tot noodzaak.
 De kosten voor de uitvoering van herstellingen aan de aansluitleiding op openbaar domein tussen de straatriolering en de perceelsgrens zijn ten laste van de rioolbeheerder op het gedeelte vanaf de straatriool tot aan de splitsing van de aansluitleiding. Indien er verschillende leidingen op het openbaar domein samenkomen, worden deze beschouwd als private riolering en zijn de herstellingskosten hiervan ten laste van de eigenaar.

 

§7 Ontstopping van een huisaansluiting op het straatriool ten gevolge van foutief gebruik van de aansluiting is ten laste van de gebruiker van de aansluiting. De eigenaar of huurder kan zelf een private firma aanstellen die de ontstopping uitvoert of kan aan de stad Turnhout vragen om deze dienstverlening uit te voeren. Het tarief voor deze dienstverlening is vastgelegd in een retributiereglement.

 

§8 Eigenaars zijn verplicht om op  afvalwater en hemelwater te scheiden op hun privédomein, 

 

§9 In functie van de aanduiding op het zoneringsplan gelden er andere bepalingen voor de riolering:

 

Centrale gebied (oranje zone):

Zone met een gemengd stelsel:

  • Het is verplicht om het afvalwater aan te sluiten op de bestaande riolering (en verboden om dit te lozen in het oppervlaktewater of de bodem).
  • Het is verplicht om bij nieuwbouw en wanneer de omgevingsvergunning dit oplegt bij verbouwingswerken en/of bij de aanleg van verhardingen het hemelwater afzonderlijk van het afvalwater worden ingezameld. Indien men het hemelwater wil afvoeren naar de riolering wordt dit gescheiden van het afvalwater tot aan het openbaar domein gebracht. Wanneer de stad later een gescheiden riolering aanlegt, kan het afvalwater en hemelwater eenvoudig gescheiden worden.
  • Wanneer de woning of het gebouw in het centrale gebied ligt en het een gemengd rioleringssysteem is, en er momenteel geen septische put aanwezig is, mag het huishoudelijk afvalwater rechtstreeks, m.a.w. zonder individuele voorbehandeling, geloosd worden in de openbare riolering.

 

Zone omgevormd naar een gescheiden stelsel:

  • Het is verplicht om het afvalwater aan te sluiten op de bestaande riolering (en verboden om dit te lozen in het oppervlaktewater, in de hemelwaterleiding of de bodem).
  • Bij de aanleg van gescheiden riolering in de straat geldt de verplichting tot het uitvoeren van een optimale afkoppeling zodat het hemelwaterriool optimaal wordt gebruikt en het RWZI wordt ontlast. Voor halfopen- en openbebouwing moet er een keuringsattest worden voorgelegd van de volledige afkoppeling. Voor gesloten bebouwing waarbij een volledig afkoppeling niet werd opgelegd in de omgevingsvergunning moet enkel de voorste dakafvoer worden afgekoppeld en is er enkel een keuringsattest vereist wanneer de bouwlijn en de rooilijn NIET samenvallen. Voor gesloten bebouwingen waarbij een volledig afkoppeling niet werd opgelegd in de omgevingsvergunning en waar de rooilijn en de bouwlijn samenvallen zal de stad  zelf de optimale afkoppeling uitvoeren en is er geen keuringsattest vereist.  Voor gesloten bebouwingen waarbij een volledig afkoppeling werd opgelegd in de omgevingsvergunning is hiervoor een keuringsattest vereist.
  • Wanneer de woning of het gebouw in het centrale gebied ligt en het gemengde stelsel werd omgebouwd naar een gescheiden rioleringssysteem, mag het huishoudelijk afvalwater rechtstreeks, m.a.w. zonder individuele voorbehandeling, geloosd worden in de openbare riolering.

 

Nieuwe woonontwikkeling met gescheiden stelsel en zelfreinigend riool:

  • Het is verplicht om het afvalwater aan te sluiten op de bestaande riolering (en verboden om dit te lozen in het oppervlaktewater, in de hemelwaterleiding of de bodem).
  • Het is verboden om hemelwater te lozen op de vuilwaterriolering
  • Wanneer de woning of het gebouw in het centrale gebied ligt in een nieuwe woonontwikkeling met een zelfreinigend riool, mag het huishoudelijk afvalwater rechtstreeks, m.a.w. zonder individuele voorbehandeling, geloosd worden in de openbare riolering.

 

Nieuwe woonontwikkeling met gescheiden stelsel en niet- zelfreinigend riool:

  • Het is verplicht om het afvalwater aan te sluiten op de bestaande riolering (en verboden om dit te lozen in het oppervlaktewater, in de hemelwaterleiding of de bodem).
  • Het is verboden om hemelwater te lozen op de vuilwaterriolering
  • Wanneer de woning of het gebouw in het centrale gebied ligt in een nieuwe woonontwikkeling met een niet-zelfreinigend riool, is men verplicht tot voorzuivering via een septische put met BENOR-certificaat.

 

Collectief geoptimaliseerde buitengebied (groen gearceerde zone):

  • Het is verplicht om het afvalwater aan te sluiten op de riolering (en verboden om dit te lozen in het oppervlaktewater, in de hemelwaterleiding of de bodem).
  • Het is verplicht om het hemelwater af te koppelen volgens de bepalingen in de wetgeving. Dit wordt ook optimale afkoppeling genoemd. 
  • Wanneer de woning of het gebouw in het collectief geoptimaliseerd buitengebied ligt, is men verplicht tot voorzuivering via een septische put aangezien de riolering een te klein hellingspercentage heeft om zelfreinigend te zijn. Nieuwe septische putten of putten die worden vervangen, moeten beschikken over een BENOR-certificaat.

 

Collectief te optimaliseren buitengebied (groene zone):

  • Wanneer in de openbare weg geen openbare riolering ligt, moet u afvalwater en hemelwater scheiden.
  • Wanneer de woning of het gebouw in het collectief te optimaliseren buitengebied ligt, is men verplicht tot voorzuivering van het afvalwater via een septische put. Nieuwe septische putten of putten die worden vervangen, moeten beschikken over een BENOR-certificaat.
  • Het huishoudelijk afvalwater mag na voorbehandeling geloosd worden in een oppervlaktewater of een kunstmatige afvoerweg voor hemelwater.
  • Voor bestaande woningen geldt dat wanneer er geen mogelijkheid bestaat om het huishoudelijk afvalwater te lozen in een oppervlaktewater of kunstmatige afvoerweg voor hemelwater, mag het huishoudelijk afvalwater geloosd worden in de bodem door middel van een sterfput met een maximale diepte van 8 meter onder het maaiveld (indirecte lozing in het grondwater). Elke directe lozing in het grondwater van huishoudelijk afvalwater is verboden.
  • Er worden geen nieuwe lozingen van afvalwater toegestaan op een waterloop, baangracht, of naar de bodem, ook niet in de vorm van een overloop van een septische put. In afwachting tot een definitieve oplossing in collectief te optimaliseren gebied, kan bijgevolg enkel een septische put zonder overloop. 

 

Individueel te optimaliseren buitengebied (rode zone):

  • Wanneer in de openbare weg geen openbare riolering ligt, moet u afvalwater en hemelwater scheiden.
  • Wanneer de woning of het gebouw in het individueel te optimaliseren buitengebied ligt, is men verplicht tot zuivering van het afvalwater via een IBA. De stad bepaalt per begrotingsjaar bij welke woningen IBA’s worden geplaatst. Voor gebouwen met gering of niet dagelijks sanitair gebruik is een oplossing op maat wenselijk, zoals bv. een septische put zonder overloop, om het vereiste milieueffect te bekomen..
  • In afwachting van de plaatsing van de IBA door stad is men verplicht tot voorzuivering van het afvalwater via een septische put. Nieuwe septische putten of putten die worden vervangen, moeten beschikken over een BENOR-certificaat. Het huishoudelijk afvalwater mag na voorbehandeling geloosd worden in een oppervlaktewater of een kunstmatige afvoerweg voor hemelwater. Wanneer er geen mogelijkheid bestaat om het huishoudelijk afvalwater te lozen in een oppervlaktewater of kunstmatige afvoerweg voor hemelwater, mag het huishoudelijk afvalwater geloosd worden in de bodem door middel van een sterfput met een maximale diepte van 8 meter onder het maaiveld (indirecte lozing in het grondwater). Elke directe lozing in het grondwater van huishoudelijk afvalwater is verboden.
  • Indien de woning reeds beschikt over een IBA jonger dan 10 jaar, kan deze nà vaststelling van goede werking onderhouden worden door toedoen en op kosten van de gemeente. Indien de bewoner het beheer zelf wil blijven uitvoeren moet het jaarlijks onderhoud, slibverwerking en kwalitatieve analyse van het geloosde water (uitgevoerd door een erkend laboratorium) worden bezorgd aan de stad. Bij defecten, slechte werking...  of overschrijden van leeftijdsgrens van 10 jaar zal de bestaande IBA vervangen worden door een nieuwe IBA conform de modaliteiten beschreven in Artikel 3. 
  • Er worden geen nieuwe lozingen van afvalwater toegestaan op een waterloop, baangracht of naar de bodem, ook niet in de vorm van een overloop van een septische put. In afwachting tot een definitieve oplossing in individueel te optimaliseren gebied, kan bijgevolg enkel een septische put zonder overloop. 

 

§10 Voor werken aan baangrachten worden in artikel 5 de bepalingen opgenomen.

 

Artikel 3. Individuele behandelingsinstallatie van afvalwater (IBA) 

 

Voorwaarden en werkwijze voor aansluiting op een openbare individuele waterzuiveringsinstallatie (IBA) 

§1. De stad bepaalt per begrotingsjaar bij welke woningen en exploitatiewoningen van landbouwbedrijven er IBA’s worden geplaatst.  De stad of haar aangestelde voorziet in de begeleiding van de diverse afkoppelingsprojecten door de aanstelling van een afkoppelingsdeskundige voor de woningen waar dat begrotingsjaar een IBA wordt voorzien.

 

§2. Voor de aanvang van de werken stelt de afkoppelingsdeskundige een ontwerpplan en een kostenraming op voor de verplichte werken en bezorgd deze aan de eigenaar.

 

§3. Voor de aanvang van de werken worden afspraken gemaakt tussen de stad en de eigenaars/huurders van de gebouwen omtrent hun wederzijdse rechten en plichten. De stad of haar aangestelde maakt een plaatsingsplan op voor de individuele waterzuiveringsinstallatie (IBA) met daaraan verbonden een samenwerkingsovereenkomst tussen het stadsbestuur en de private eigenaar en bewoner, die door alle partijen ondertekend wordt.

 

§4. Deze samenwerkingsovereenkomst omvat:

  1. Het recht dat aan het stadsbestuur of zijn aangestelde verleend wordt om de IBA te plaatsen en te onderhouden op privaat domein.
  2. De toezegging van de private eigenaar om te allen tijde alle nutsvoorzieningen (inzonderheid elektriciteit en telecommunicatie), nodig voor de goede werking van de IBA, te voorzien en de hieraan verbonden kosten op zich te nemen.
  3. De na te komen voorwaarden verbonden aan de kwaliteit van het aangevoerde afvalwater (de lijst met deze voorwaarden wordt bij de samenwerkingsovereenkomst gevoegd).

 

§5. De private eigenaar, bewoner/gebruiker moet ten allen tijde de voorwaarden in de samenwerkingsovereenkomst nakomen om zo een goede werking van de IBA mogelijk te maken.

 

§6. De IBA wordt geplaatst, gewijzigd, hersteld en onderhouden door toedoen, op kosten en onder de verantwoordelijkheid van de stad. De stad stelt deze IBA kosteloos en voor onbepaalde duur ter beschikking, die deze conform alle wettelijke verplichtingen dient te gebruiken. De stad voert deze werken uit in het kader van openbaar nut.

 

§7. Deze IBA blijft eigendom van de stad en dient te allen tijde bereikbaar te zijn voor controle en onderhoud door de stadsdiensten of haar aangestelde. Dit is nodig om de installaties te beschermen en om na te gaan of de gebruiker van de installatie zijn wettelijke en reglementaire plichten naleeft. Deze interventie brengt voor de stad of haar aangestelde -behoudens aantoonbare fout -geen enkele verplichting of aansprakelijkheid mee. 

 

§8. De bewoner dient conform alle wettelijke verplichtingen te lozen. Ten indicatieven titel wordt volgende niet limitatieve lijst van verboden te lozen producten overgemaakt :

- regenwater

- bleekwater

- agressieve ontstoppers

- verf en spoelwater van verf

- white spirit, thinner

- motorolie- producten voor ontwikkeling van foto‟s

- niet afbreekbare hygiënische doekjes

- desinfecterende middelen 

- tampons, maandverband, condooms, luiers

- zuren

- geneesmiddelen

- bestrijdingsmiddelen

- karton, plastiek,... alle niet afbreekbare stoffen

- overvloedig veel haren van mens of dier

- etensresten

- plantaardige of dierlijke oliën of vetten van frituurpan

- inhoud van chemische wc

- giftige producten

 

 

Artikel 4:  Aansluiting op riolering of IBA

De bepalingen van deze afdeling gelden onverminderd Vlarem II en behelzen enkel elementaire zaken die betrekking hebben op constructieve elementen.

 

§1 Verplichting tot aanleg van een gescheiden afvoerstelsel

Bij nieuwbouw, al dan niet na slopen, en bij verbouwingen waarbij het afvoerstelsel van afval- en hemelwater aangepast wordt, is de bouwheer verplicht een privaat gescheiden afvoerstelsel voor afvalwater en hemelwater te voorzien.

 

Voor bestaande constructies wordt in Vlarem II de verplichte optimale afkoppeling voorzien op het ogenblik van de aanleg of heraanleg van de riolering. 

 

§2 Lozingspunt op het openbaar domein van het afvoerstelsel voor afvalwater

Het privaat afvoerstelsel voor afvalwater moet rechtstreeks – via het eigen perceel – uitmonden in het openbare rioolstelsel, indien het perceel grenst aan het openbaar domein waarin een openbare riool aanwezig is.

 

§3 Lozingspunt op het openbaar domein van het afvoerstelsel voor hemelwater

Het privaat afvoerstelsel voor hemelwater moet – in de mate dat het hemelwater niet wordt geïnfiltreerd op het eigen perceel of herbruikt – op het openbaar domein uitmonden in een oppervlaktewater of in een kunstmatige afvoerweg voor hemelwater. 

 

Indien er niet kan worden geloosd in een oppervlaktewater of in een kunstmatige afvoerweg voor hemelwater, moet het privaat afvoerstelsel voor hemelwater uitmonden in de gescheiden openbare riool voor de afvoer van hemelwater. Indien dit evenmin mogelijk is, moet het privaat afvoerstelsel voor hemelwater uitmonden in de (nog niet gescheiden) openbare riool.

 

§4 Technische vereisten bij aanleg rioleringsysteem op privaat domein

Wanneer een constructie wordt aangesloten op de openbare riolering, moet het water als volgt worden afgevoerd van het perceel:

 

1°  Bij de aanleg van riolering wordt volgende kleurcode toegepast:

  • Vuilwatersysteem (DWA): oranje-bruin
  • Hemelwatersysteem (RWA): grijs

 

2° Afvoerbuizen die uitmonden in de openbare rioolstelsels moeten qua aantal en afmetingen beantwoorden aan de volgende criteria: [HC1] 

  • Diameter van de aansluiting voor DWA ≤ 160 mm;
  • Diameter van de aansluiting voor RWA ≤ 160 mm ; 
  • Per kadastraal perceel is er 1 aansluiting mogelijk voor DWA. 
  • Per kadastraal perceel is er 1 aansluiting mogelijk voor RWA.
  • Aanvragen tot het voorzien van een grotere diameter voor de aansluiting of het voorzien van meerdere aansluitingen moeten gemotiveerd worden ingediend bij de stad, waarna de technische noodzaak tot afwijken van de standaardbepalingen beoordeeld zal worden

 

 

Alle leidingwerken worden op het privaat perceel gecombineerd zodat het aantal leidingen dat op het openbaar domein wordt aangeboden beperkt is tot het aantal aansluitingen zoals hierboven vermeld.

 

Afwijkingen op het maximaal aantal toegelaten afvoerbuizen voor hemelwater/afvalwater kunnen enkel toegestaan worden mits uitvoerige motivatie waarbij onder andere wordt aangetoond dat er niet bijkomend kan gebufferd/vertraagd worden op eigen terrein.

 

3° In functie van zone waarin de aansluiting gelegen is (zie ook artikel 2 §9) kan de stad of haar aangestelde opleggen dat er een septische put of voorbezinktank moet worden geplaatst. De stad of haar aangestelde zal voor de aansluiting op het rioolstelsel aangeven of dit noodzakelijk is.

De afvoer van grijs water en de overloop van de eventuele bezinkput worden binnen het perceel gekoppeld en er wordt op de rooilijn een aansluitpunt voorzien voor de DWA (droogweerafvoer).

 

4° Voor bestaande dakafvoeren is het soms niet mogelijk alle aansluitingen binnen het perceel te koppelen omdat de bouwlijn samenvalt met de rooilijn. In dat geval kan de vergunningverlenende overheid aan de gemeentelijke rioolbeheerder toestaan dat de aansluiting van de dakafvoer op de RWA onder de openbare weg gemaakt wordt. De aansluiting mag dan niet verder dan 0,50 meter uitsteken ten opzichte van de rooilijn. In deze zone zijn ook keldergaten op het openbaar domein toegestaan. De verantwoordelijkheid over deze leidingen blijft bij de bouwheer/eigenaar ook al liggen deze leidingen op het openbaar domein. De verantwoordelijkheid van de stad over de RWA-aansluiting start vanaf het controleputje en bij ontstentenis hiervan het punt waarop alle leidingen in 1 buis naar het straatriool gaan.

 

5° DWA- of gemengde leidingen van bestaande gebouwen die op het openbaar domein worden samengebracht, moeten bij verbouwingswerken naar het privaat domein worden verplaatst. In afwachting van deze verbouwingswerken blijft de verantwoordelijkheid over deze leidingen bij de bouwheer/eigenaar ook al liggen deze leidingen op het openbaar domein. De verantwoordelijkheid van de stad over de huisaansluiting start vanaf het controleputje en bij ontstentenis hiervan het punt waarop alle leidingen in 1 buis naar het straatriool gaan.

 

6° Indien een bestaande constructie verbouwd of gesloopt en volledig nieuw wordt gebouwd, moet de bestaande rioolaansluiting herbruikt worden.

Voor onbebouwde percelen wordt nagevraagd of er reeds aansluitpunten voor RWA en DWA werden voorzien.

Enkel indien er nog geen rioolaansluiting is voorzien zal er een nieuwe aansluiting worden gemaakt op de straatriolering.

 

7° Indien er wachtbuizen of -putjes zijn aangebracht, moeten gebruikt worden om respectievelijk DWA en RWA op aan te sluiten. De bouwheer of eigenaar vraagt de toelating aan de stad om hierop te mogen aansluiten en voegt bij deze aanvraag het keuringsattest van de binnenriolering toe.

 

8° Indien er geen wachtbuizen of -putjes zijn aangebracht moeten de aansluitpunten voor DWA en RWA ongeveer  0,80 meter uiteen gelegen zijn. Het hoogtepeil van het private rioolstelsel ter hoogte van de grens met het openbaar domein wordt bepaald door het stadsbestuur. De rioolaansluitingen wordt in regel aangeboden op een diepte tussen de 95 en 75 cm onder maaiveld in functie van het kruisen van de aanwezige nutsleidingen. Bij zeer ondiepe rioleringen kan hiervan worden afgeweken. 

 

9° Controleputjes:

Constructies met voorgevel achter de rooilijn

Voor constructies waarbij het gebouw niet tegen de rooilijn staat, moet tegen de rooilijn aan een afzonderlijk controleputje voorzien te worden voor de afvalwaterafvoerleiding en voor de hemelwaterafvoerleiding. De controleputjes dienen gemerkt te worden. DWA voor de afvalwaterleiding en RWA voor de hemelwaterafvoer. 

De toezichtput voor DWA worden uitgevoerd met een doorlopende vloei in de toezichtsput.

De toezichtput voor RWA worden uitgevoerd met een zandvang van minimaal 5 cm in de toezichtsput.

 

Woningen met voorgevel op de rooilijn

Bij constructies, met voorgevel grenzend aan het openbaar domein, moeten geen controleputjes voorzien worden. Wel dient ervoor gezorgd te worden dat de gescheiden leidingen later aansluitbaar zijn onder het voetpad.

De stad voorziet net buiten de gevel controleputjes, door middel van T-stukken, die onder de bestrating worden gestopt om voetgangers niet te hinderen.

 

10° Na aanleg en voor aansluiting op het rioleringsstelsel moet er gecontroleerd worden of de scheiding tussen DWA en RWA correct werd uitgevoerd. Het bewijs van keuring moet op eerste verzoek worden voorgelegd aan de stad of haar afgevaardigde.

 

Artikel 5: Wijzigen van baangrachten

 

§1 Het is verboden om baangrachten geheel of gedeeltelijk te dempen. 

 

§2 Overwelvingen of inbuizingen worden enkel toegestaan indien het voor de aanleg van een openbare weg noodzakelijk is of het de enige toegang tot een kadastraal perceel betreft . De werken moeten uitgevoerd worden in overeenstemming met volgende richtlijnen :

  1. De overwelving heeft een maximale breedte van 3m.  Mits grondige motivatie vanwege de aanvrager kan het college van burgemeester en schepenen een afwijking op deze maximale breedte toestaan.
  2. De inbuizing wordt gebouwd van geprefabriceerde betonbuizen, voorzien van dichtingsringen.  Het mofeinde wordt stroomopwaarts gericht.  De buizen moeten worden geplaatst op een fundering van zandcement met een dikte van 0.20m.
  3. De betonbuizen hebben een doorlaatopening van minstens 0.50m.
  4. De inbuizing moet begrensd worden door kopmuren.  Individuele inbuizingen worden uitgevoerd in het materiaal van nabijgelegen inbuizingen om een eenheid in het straatbeeld te krijgen. Indien er in de onmiddellijke nabijheid geen inbuizingen zijn, geldt voor individuele inbuizingen dat de kopmuren in vol baksteenmetselwerk (dikte 0.18m) met een rollaag als deklaag worden uitgevoerd. De dagzijden worden ingevoegd en alle metselwerk in contact met de grond, wordt voorzien van een cementbepleistering (dikte 1cm). Voor ontwikkelingen waarbij er in de onmiddellijke omgeving geen inbuizingen aanwezig zijn én meerdere inbuizingen worden aangelegd, kunnen ofwel kopmuren in vol baksteenmetselwerk worden toegepast of kopmuren in zichtbeton. 
  5. De betonbuizen moeten geplaatst worden in een volledig ontruimde grachtbodem, ontdaan van alle slib.  Ze worden geplaatst zonder schade aan te brengen aan de grachtkanten en aan mogelijk aanwezige nutsleidingen.  Het herstel van eventuele aangebrachte schade valt volledig ten laste van de vergunninghouder.
  6. Het is verboden afvalwater- of hemelwaterleidingen aan te sluiten op de overwelving.
  7. De afwatering van de baan dient verzekerd door de aanleg van een greppel om het baanwater naar de gracht te brengen.  De greppel moet evenwijdig met de weg worden aangelegd in degelijk materiaal zoals kassei, beton of dergelijke.
  8. Door het college van burgemeester en schepenen kunnen bijkomende voorwaarden worden opgelegd, o.a. met betrekking tot het aanvullen van het duikerslichaam, het bouwen van kopmuren, het voorzien van inspectieschouwen voor langere overwelvingen, enz …
  9. De vergunde werken moeten uitgevoerd worden volgens de regels van de kunst en van deugdelijke bouw, overeenkomstig de aanduidingen van de goedgekeurde tekeningen en/of beschrijving van de werken en de eventuele aanwijzingen die door ambtenaren van het stadsbestuur worden gegeven.
  10. De vergunninghouder brengt het schepencollege (t.a.v. de dienst Wegen en riolen) schriftelijk op de hoogte van de aanvang der werken.  Deze moeten voltooid zijn binnen de maand na aanvang ervan, onder toezicht van de dienst Wegen en riolen.
  11. De vergunninghouder of zijn rechtsverkrijger is ten allen tijde verantwoordelijk voor de goede staat en werking van de overwelving.  Hij is verplicht de overwelving te ruimen en vrij te houden van alle obstakels die een goede afwatering verhinderen.  De vergunninghouder of zijn rechtsverkrijger mag, door het aanbrengen van de overwelving, nooit de goede afwatering van derden in het gedrang brengen of wijzigen.  Hij is eveneens verplicht in de landelijke gebieden, in geval er geen verharding wordt voorzien over de overwelving, de wegberm in een goede staat te onderhouden zodat steeds een gelijkaardig dwarsprofiel van de weg en berm wordt behouden.

 

Afwijkingen kunnen enkel na omstandige motivatie worden toegestaan.

 

§3 Voor overwelvingen of inbuizingen langs gewestwegen moet er eveneens een vergunning worden afgeleverd door het Vlaams Gewest. De bepalingen van het Vlaams Gewest hebben voorrang op de bepalingen van de stad bij overwelvingen of inbuizingen langs gewestwegen.

 

§4 In uitzonderlijke gevallen kan het college van burgemeester en schepenen beslissen dat de levering van het materiaal en het uitvoeren van de werken in het kader van een door de stad vergunde overwelving of inbuizing, op kosten van de aanvrager zullen worden uitgevoerd door de stad volgens de tarieven vastgesteld door het college van burgemeester en schepenen.

 

§5 Indien een baangracht moet worden verlegd, is het dempen van het te verleggen gedeelte wel toegestaan.

 

§6 Indien een baangracht wordt opengelegd of grachten worden hersteld om hierbij te komen tot een herwaardering van het grachtenstelsel wordt het profiel afgestemd op het aangrenzende stelsel. Bij het openleggen van grachten of herstellen van grachten worden de technieken volgens natuurtechnische milieubouw als toetssteen gebruikt.

 

Artikel 6: Evaluatie

Deze verordening wordt periodiek geëvalueerd om waar nodig bij te sturen op basis van de resultaten van de monitoring van de uitvoering van de bepalingen in deze verordening. 

 

 

Artikel 7 Slotbepalingen

§1. Deze verordening ontheft de eigenaar van (een) gebouw(en) niet van het naleven van andere wettelijke bepalingen die van toepassing zijn op het beheer van afvalwater.

 

§2. Het college van burgemeester en schepenen wordt gelast met de uitvoering van dit besluit.

 

§3. Deze verordening treedt in werking 15 dagen na het bekendmaken ervan.

 

§4. Een afschrift van deze beslissingen zal overgemaakt worden aan de toezichthoudende overheid. 

 

§4. Deze verordening herroept op de dag van inwerkingtreding de stedenbouwkundige verordening over riolering en baangrachten van 21 december 2011. 

 [HC1]Concreter benoemen wat is zeer veel WE of IE? Vanaf 5 vanaf 1000m²