Procedure
Voor de aanpassing aan de gemeentelijke stedenbouwkundige verordening riolering en baangrachten werd een plan-mer screening uitgevoerd. Op 28 januari 2021 besliste de Vlaamse Overheid, Afdeling Gebiedsontwikkeling , Omgevingsplanning en -projecten, Directie Gebiedsontwikkeling, Team Mer dat er voor de aanpassing aan de gemeentelijke stedenbouwkundige verordening riolering en baangrachten geen Milieueffectenrapport moet opgemaakt worden.
Voor de definitieve goedkeuring van het ontwerp gemeentelijke stedenbouwkundige verordening riolering werd een openbaar onderzoek georganiseerd dat 30 dagen duurde en liep van 9 augustus 2021 tot en met 7 september 2021. Alle bekendmakingsformaliteiten zijn correct uitgevoerd. Er werden geen bezwaren ingediend.
Volgende adviezen over de aanpassing van de gemeentelijke stedenbouwkundige verordening riolering en baangrachten werden uitgebracht.
- De Gecoro bracht op 14 januari 2021 een voorwaardelijk gunstig advies uit.
- De Deputatie van Provincie Antwerpen bracht op 30 september 2021 een voorwaardelijk gunstig advies uit.
- Departement omgeving gaf geen advies binnen de gestelde adviestermijn van 30 dagen.
Het ontwerp aanpassing gemeentelijke stedenbouwkundige verordening riolering en baangrachten werd aangepast aan de bemerkingen uit de uitgebrachte adviezen.
Uit de adviezen of ontbrekende adviezen blijkt dat er geen onverenigbaarheid is met gewestelijke of provinciale stedenbouwkundige verordeningen.
Watertoets
De verordening heeft tot doel om duurzamer om te gaan met water, tegengaan vervuiling oppervlakte en grondwater, duurzame omgeving met vuilwater. Vanuit deze optiek is de aanpassing van de verordening ook in overeenstemming met de doelstellingen van het decreet integraal waterbeleid.
Deze gemeentelijke stedenbouwkundige verordening is een uitvoering van artikel 2.3.1 en 2.3.2 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening.
Deze verordening is in overeenkomst met de gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater die door het besluit van de Vlaamse Regering van 5 juli 2013 werd vastgesteld en latere wijzigingen.
Voor de regelgeving aangaande de hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen en buffervoorzieningen is dan ook de gewestelijke verordening van toepassing.
Deze verordening volgt ook de bepalingen van Vlarem II (zie bepalingen afdeling 6.2.2.), de code van goede praktijk en de toelichting hierbij.
Deze beslissing werd genomen met eenparigheid van stemmen.
De gemeenteraad keurt de onderstaande aangepaste gemeentelijke stedenbouwkundige verordening riolering en baangrachten goed:
Artikel 1: Definities
Voor meer informatie over deze begrippen wordt verwezen naar VLAREM II en de code van goede praktijk voor riolering, welke integraal is terug te vinden op website CIW: https://www.integraalwaterbeleid.be/nl/publicaties/code-goede-praktijk-rioleringssystemen
Artikel 2: Openbare riolering
§ 1 Het gemeentelijk zoneringsplan bepaalt welke gebouwen onmiddellijk of toekomstig aangesloten moeten worden op de openbare riolering en welke zullen aangesloten worden op een individuele waterzuiveringsinstallatie.
Op een zoneringsplan worden vier zones afgebakend:
De ruimte buiten deze 4 zones geldt als niet gezoneerd gebied. In het niet gezoneerd gebied geldt eveneens de individuele zuiveringsplicht.
§ 2 Openbare rioleringen voor de collectieve inzameling worden aangelegd door de stad Turnhout of door de aangestelde gemeentelijke rioolbeheerder. Afvalwater wordt verplicht aangesloten op de openbare riolering vanaf er openbare riolering aanwezig is of op de IBA. Voor woningen waarvoor een individuele zuiveringsplicht geldt, zal het stadsbestuur of haar aangesteld voor de plaatsing van de IBA zorgen.
Wanneer in de openbare weg een openbare riolering is aangelegd, moet het huishoudelijk afvalwater geloosd worden in de openbare riolering. De bouwheer of eigenaar van de woning of het gebouw moet de lozing aansluiten op de openbare riolering en moet voldoen aan de bepalingen van artikel 4.
Een woning of gebouw wordt geacht aansluitbaar te zijn als het ligt aan een openbare weg uitgerust met openbare riolering, mits die riool bereikbaar is zonder de eigendom van derden te betreden. Eventueel moeten niveauverschillen opgelost worden met afvalwaterpompen. Deze aansluitplicht geldt niet wanneer de woning meer dan 250 meter van de openbare riolering gelegen is.
Deze aansluitingsplicht geldt ook voor bestaande indirecte lozingen in grondwater voor zover de aansluiting technisch mogelijk is. De eigenaar moet zelf de nodige documenten leveren die deze eventuele technische onmogelijkheid tot aansluiting op de openbare riolering staven.
§ 3 De collectieve zuivering van afvalwater gebeurt door het Vlaamse Gewest of de door haar aangestelde maatschappij.
§4 De aansluitingen van de privé-riolen op de openbare riolering worden enkel gerealiseerd door de stad Turnhout of door de aangestelde gemeentelijke rioolbeheerder. Het stadsbestuur kan in uitzonderlijke gevallen het zelf aansluiten op de riolering, onder toezicht van de stadsdiensten, toestaan na het beoordelen van een schriftelijke aanvraag.
§5 Bij twijfel over de locatie van de openbare riolering is het aanbevolen om reeds in het kader van de opmaak van de bouwplannen contact op te nemen met de rioolbeheerder. De aanvraag tot realisatie van de aansluiting dient gericht te worden aan de rioolbeheerder.
§6 Onderhoud en plaatselijke herstellingen van het gedeelte van de aansluiting gelegen op de openbare weg kunnen aangevraagd worden door de eigenaar of de gebruiker van de aansluiting. De gemeentelijke rioolbeheerder kan zelf het initiatief nemen tot onderhoud of plaatselijke herstelling na vaststelling tot noodzaak.
De kosten voor de uitvoering van herstellingen aan de aansluitleiding op openbaar domein tussen de straatriolering en de perceelsgrens zijn ten laste van de rioolbeheerder op het gedeelte vanaf de straatriool tot aan de splitsing van de aansluitleiding. Indien er verschillende leidingen op het openbaar domein samenkomen, worden deze beschouwd als private riolering en zijn de herstellingskosten hiervan ten laste van de eigenaar.
§7 Ontstopping van een huisaansluiting op het straatriool ten gevolge van foutief gebruik van de aansluiting is ten laste van de gebruiker van de aansluiting. De eigenaar of huurder kan zelf een private firma aanstellen die de ontstopping uitvoert of kan aan de stad Turnhout vragen om deze dienstverlening uit te voeren. Het tarief voor deze dienstverlening is vastgelegd in een retributiereglement.
§8 Eigenaars zijn verplicht om op afvalwater en hemelwater te scheiden op hun privédomein,
§9 In functie van de aanduiding op het zoneringsplan gelden er andere bepalingen voor de riolering:
Centrale gebied (oranje zone):
Zone met een gemengd stelsel:
Zone omgevormd naar een gescheiden stelsel:
Nieuwe woonontwikkeling met gescheiden stelsel en zelfreinigend riool:
Nieuwe woonontwikkeling met gescheiden stelsel en niet- zelfreinigend riool:
Collectief geoptimaliseerde buitengebied (groen gearceerde zone):
Collectief te optimaliseren buitengebied (groene zone):
Individueel te optimaliseren buitengebied (rode zone):
§10 Voor werken aan baangrachten worden in artikel 5 de bepalingen opgenomen.
Artikel 3. Individuele behandelingsinstallatie van afvalwater (IBA)
Voorwaarden en werkwijze voor aansluiting op een openbare individuele waterzuiveringsinstallatie (IBA)
§1. De stad bepaalt per begrotingsjaar bij welke woningen en exploitatiewoningen van landbouwbedrijven er IBA’s worden geplaatst. De stad of haar aangestelde voorziet in de begeleiding van de diverse afkoppelingsprojecten door de aanstelling van een afkoppelingsdeskundige voor de woningen waar dat begrotingsjaar een IBA wordt voorzien.
§2. Voor de aanvang van de werken stelt de afkoppelingsdeskundige een ontwerpplan en een kostenraming op voor de verplichte werken en bezorgd deze aan de eigenaar.
§3. Voor de aanvang van de werken worden afspraken gemaakt tussen de stad en de eigenaars/huurders van de gebouwen omtrent hun wederzijdse rechten en plichten. De stad of haar aangestelde maakt een plaatsingsplan op voor de individuele waterzuiveringsinstallatie (IBA) met daaraan verbonden een samenwerkingsovereenkomst tussen het stadsbestuur en de private eigenaar en bewoner, die door alle partijen ondertekend wordt.
§4. Deze samenwerkingsovereenkomst omvat:
§5. De private eigenaar, bewoner/gebruiker moet ten allen tijde de voorwaarden in de samenwerkingsovereenkomst nakomen om zo een goede werking van de IBA mogelijk te maken.
§6. De IBA wordt geplaatst, gewijzigd, hersteld en onderhouden door toedoen, op kosten en onder de verantwoordelijkheid van de stad. De stad stelt deze IBA kosteloos en voor onbepaalde duur ter beschikking, die deze conform alle wettelijke verplichtingen dient te gebruiken. De stad voert deze werken uit in het kader van openbaar nut.
§7. Deze IBA blijft eigendom van de stad en dient te allen tijde bereikbaar te zijn voor controle en onderhoud door de stadsdiensten of haar aangestelde. Dit is nodig om de installaties te beschermen en om na te gaan of de gebruiker van de installatie zijn wettelijke en reglementaire plichten naleeft. Deze interventie brengt voor de stad of haar aangestelde -behoudens aantoonbare fout -geen enkele verplichting of aansprakelijkheid mee.
§8. De bewoner dient conform alle wettelijke verplichtingen te lozen. Ten indicatieven titel wordt volgende niet limitatieve lijst van verboden te lozen producten overgemaakt :
- regenwater
- bleekwater
- agressieve ontstoppers
- verf en spoelwater van verf
- white spirit, thinner
- motorolie- producten voor ontwikkeling van foto‟s
- niet afbreekbare hygiënische doekjes
- desinfecterende middelen
- tampons, maandverband, condooms, luiers
- zuren
- geneesmiddelen
- bestrijdingsmiddelen
- karton, plastiek,... alle niet afbreekbare stoffen
- overvloedig veel haren van mens of dier
- etensresten
- plantaardige of dierlijke oliën of vetten van frituurpan
- inhoud van chemische wc
- giftige producten
Artikel 4: Aansluiting op riolering of IBA
De bepalingen van deze afdeling gelden onverminderd Vlarem II en behelzen enkel elementaire zaken die betrekking hebben op constructieve elementen.
§1 Verplichting tot aanleg van een gescheiden afvoerstelsel
Bij nieuwbouw, al dan niet na slopen, en bij verbouwingen waarbij het afvoerstelsel van afval- en hemelwater aangepast wordt, is de bouwheer verplicht een privaat gescheiden afvoerstelsel voor afvalwater en hemelwater te voorzien.
Voor bestaande constructies wordt in Vlarem II de verplichte optimale afkoppeling voorzien op het ogenblik van de aanleg of heraanleg van de riolering.
§2 Lozingspunt op het openbaar domein van het afvoerstelsel voor afvalwater
Het privaat afvoerstelsel voor afvalwater moet rechtstreeks – via het eigen perceel – uitmonden in het openbare rioolstelsel, indien het perceel grenst aan het openbaar domein waarin een openbare riool aanwezig is.
§3 Lozingspunt op het openbaar domein van het afvoerstelsel voor hemelwater
Het privaat afvoerstelsel voor hemelwater moet – in de mate dat het hemelwater niet wordt geïnfiltreerd op het eigen perceel of herbruikt – op het openbaar domein uitmonden in een oppervlaktewater of in een kunstmatige afvoerweg voor hemelwater.
Indien er niet kan worden geloosd in een oppervlaktewater of in een kunstmatige afvoerweg voor hemelwater, moet het privaat afvoerstelsel voor hemelwater uitmonden in de gescheiden openbare riool voor de afvoer van hemelwater. Indien dit evenmin mogelijk is, moet het privaat afvoerstelsel voor hemelwater uitmonden in de (nog niet gescheiden) openbare riool.
§4 Technische vereisten bij aanleg rioleringsysteem op privaat domein
Wanneer een constructie wordt aangesloten op de openbare riolering, moet het water als volgt worden afgevoerd van het perceel:
1° Bij de aanleg van riolering wordt volgende kleurcode toegepast:
2° Afvoerbuizen die uitmonden in de openbare rioolstelsels moeten qua aantal en afmetingen beantwoorden aan de volgende criteria: [HC1]
Alle leidingwerken worden op het privaat perceel gecombineerd zodat het aantal leidingen dat op het openbaar domein wordt aangeboden beperkt is tot het aantal aansluitingen zoals hierboven vermeld.
Afwijkingen op het maximaal aantal toegelaten afvoerbuizen voor hemelwater/afvalwater kunnen enkel toegestaan worden mits uitvoerige motivatie waarbij onder andere wordt aangetoond dat er niet bijkomend kan gebufferd/vertraagd worden op eigen terrein.
3° In functie van zone waarin de aansluiting gelegen is (zie ook artikel 2 §9) kan de stad of haar aangestelde opleggen dat er een septische put of voorbezinktank moet worden geplaatst. De stad of haar aangestelde zal voor de aansluiting op het rioolstelsel aangeven of dit noodzakelijk is.
De afvoer van grijs water en de overloop van de eventuele bezinkput worden binnen het perceel gekoppeld en er wordt op de rooilijn een aansluitpunt voorzien voor de DWA (droogweerafvoer).
4° Voor bestaande dakafvoeren is het soms niet mogelijk alle aansluitingen binnen het perceel te koppelen omdat de bouwlijn samenvalt met de rooilijn. In dat geval kan de vergunningverlenende overheid aan de gemeentelijke rioolbeheerder toestaan dat de aansluiting van de dakafvoer op de RWA onder de openbare weg gemaakt wordt. De aansluiting mag dan niet verder dan 0,50 meter uitsteken ten opzichte van de rooilijn. In deze zone zijn ook keldergaten op het openbaar domein toegestaan. De verantwoordelijkheid over deze leidingen blijft bij de bouwheer/eigenaar ook al liggen deze leidingen op het openbaar domein. De verantwoordelijkheid van de stad over de RWA-aansluiting start vanaf het controleputje en bij ontstentenis hiervan het punt waarop alle leidingen in 1 buis naar het straatriool gaan.
5° DWA- of gemengde leidingen van bestaande gebouwen die op het openbaar domein worden samengebracht, moeten bij verbouwingswerken naar het privaat domein worden verplaatst. In afwachting van deze verbouwingswerken blijft de verantwoordelijkheid over deze leidingen bij de bouwheer/eigenaar ook al liggen deze leidingen op het openbaar domein. De verantwoordelijkheid van de stad over de huisaansluiting start vanaf het controleputje en bij ontstentenis hiervan het punt waarop alle leidingen in 1 buis naar het straatriool gaan.
6° Indien een bestaande constructie verbouwd of gesloopt en volledig nieuw wordt gebouwd, moet de bestaande rioolaansluiting herbruikt worden.
Voor onbebouwde percelen wordt nagevraagd of er reeds aansluitpunten voor RWA en DWA werden voorzien.
Enkel indien er nog geen rioolaansluiting is voorzien zal er een nieuwe aansluiting worden gemaakt op de straatriolering.
7° Indien er wachtbuizen of -putjes zijn aangebracht, moeten gebruikt worden om respectievelijk DWA en RWA op aan te sluiten. De bouwheer of eigenaar vraagt de toelating aan de stad om hierop te mogen aansluiten en voegt bij deze aanvraag het keuringsattest van de binnenriolering toe.
8° Indien er geen wachtbuizen of -putjes zijn aangebracht moeten de aansluitpunten voor DWA en RWA ongeveer 0,80 meter uiteen gelegen zijn. Het hoogtepeil van het private rioolstelsel ter hoogte van de grens met het openbaar domein wordt bepaald door het stadsbestuur. De rioolaansluitingen wordt in regel aangeboden op een diepte tussen de 95 en 75 cm onder maaiveld in functie van het kruisen van de aanwezige nutsleidingen. Bij zeer ondiepe rioleringen kan hiervan worden afgeweken.
9° Controleputjes:
Constructies met voorgevel achter de rooilijn
Voor constructies waarbij het gebouw niet tegen de rooilijn staat, moet tegen de rooilijn aan een afzonderlijk controleputje voorzien te worden voor de afvalwaterafvoerleiding en voor de hemelwaterafvoerleiding. De controleputjes dienen gemerkt te worden. DWA voor de afvalwaterleiding en RWA voor de hemelwaterafvoer.
De toezichtput voor DWA worden uitgevoerd met een doorlopende vloei in de toezichtsput.
De toezichtput voor RWA worden uitgevoerd met een zandvang van minimaal 5 cm in de toezichtsput.
Woningen met voorgevel op de rooilijn
Bij constructies, met voorgevel grenzend aan het openbaar domein, moeten geen controleputjes voorzien worden. Wel dient ervoor gezorgd te worden dat de gescheiden leidingen later aansluitbaar zijn onder het voetpad.
De stad voorziet net buiten de gevel controleputjes, door middel van T-stukken, die onder de bestrating worden gestopt om voetgangers niet te hinderen.
10° Na aanleg en voor aansluiting op het rioleringsstelsel moet er gecontroleerd worden of de scheiding tussen DWA en RWA correct werd uitgevoerd. Het bewijs van keuring moet op eerste verzoek worden voorgelegd aan de stad of haar afgevaardigde.
Artikel 5: Wijzigen van baangrachten
§1 Het is verboden om baangrachten geheel of gedeeltelijk te dempen.
§2 Overwelvingen of inbuizingen worden enkel toegestaan indien het voor de aanleg van een openbare weg noodzakelijk is of het de enige toegang tot een kadastraal perceel betreft . De werken moeten uitgevoerd worden in overeenstemming met volgende richtlijnen :
Afwijkingen kunnen enkel na omstandige motivatie worden toegestaan.
§3 Voor overwelvingen of inbuizingen langs gewestwegen moet er eveneens een vergunning worden afgeleverd door het Vlaams Gewest. De bepalingen van het Vlaams Gewest hebben voorrang op de bepalingen van de stad bij overwelvingen of inbuizingen langs gewestwegen.
§4 In uitzonderlijke gevallen kan het college van burgemeester en schepenen beslissen dat de levering van het materiaal en het uitvoeren van de werken in het kader van een door de stad vergunde overwelving of inbuizing, op kosten van de aanvrager zullen worden uitgevoerd door de stad volgens de tarieven vastgesteld door het college van burgemeester en schepenen.
§5 Indien een baangracht moet worden verlegd, is het dempen van het te verleggen gedeelte wel toegestaan.
§6 Indien een baangracht wordt opengelegd of grachten worden hersteld om hierbij te komen tot een herwaardering van het grachtenstelsel wordt het profiel afgestemd op het aangrenzende stelsel. Bij het openleggen van grachten of herstellen van grachten worden de technieken volgens natuurtechnische milieubouw als toetssteen gebruikt.
Artikel 6: Evaluatie
Deze verordening wordt periodiek geëvalueerd om waar nodig bij te sturen op basis van de resultaten van de monitoring van de uitvoering van de bepalingen in deze verordening.
Artikel 7 Slotbepalingen
§1. Deze verordening ontheft de eigenaar van (een) gebouw(en) niet van het naleven van andere wettelijke bepalingen die van toepassing zijn op het beheer van afvalwater.
§2. Het college van burgemeester en schepenen wordt gelast met de uitvoering van dit besluit.
§3. Deze verordening treedt in werking 15 dagen na het bekendmaken ervan.
§4. Een afschrift van deze beslissingen zal overgemaakt worden aan de toezichthoudende overheid.
§4. Deze verordening herroept op de dag van inwerkingtreding de stedenbouwkundige verordening over riolering en baangrachten van 21 december 2011.
[HC1]Concreter benoemen wat is zeer veel WE of IE? Vanaf 5 vanaf 1000m²